Uit: LIGHT 26 okt 1889
Het was in de Spiritualistische bladen zowel als in de
Theosofische tot een eind in de 20ste eeuw een goed gebruik om elkaars hoogtepunten te vermelden, en met
elkaar de degens te kruisen. Natuurlijk zijn er veel verschilpunten, anders
waren er geen twee verenigingen maar een. En natuurlijk vonden sommigen
genoegdoening in het aanvallen van de ander. Maar de ruimdenkender aanhangers
van beide kampen hadden waardering voor elkaar, niet in het minst omdat beiden
wisten onder vuur te liggen, en het probleem kenden van je overtuiging goed over het
voetlicht te brengen in een vaak vijandige wereld.
Beide partijen hadden te maken met het behoudende
Christendom dat onchristelijke haatcampagnes niet schuwde. Dan was er de
journalistiek, die alleen kon ridiculiseren en uit de nek kletsen over
onderwerpen waar ze niets van wisten, maar daarmee wel de publieke opinie op
z'n hand kreeg. Is er in dit opzicht ook maar iets veranderd?
Over wetenschappers, de derde speler in het anti-spel ,
hoeven we het niet eens te hebben.
Reïncarnatie was voor de Theosofen een belangrijke pijler,
maar ook een die ze kwetsbaar maakte, want een doctrine die onbewijsbaar is kan
alleen met filosofische argumenten worden gestaafd, en die zijn zelden erg
sterk. Een beroep doen op de 'logica' van meerdere levens was zinloos, omdat
logica voor Christenen en ook voor Spiritualisten iets anders betekende.
Bovendien was de gehechtheid van de Theosofische beweging
aan Oosterse filosofie, de bron van het geloof in reïncarnatie, ook een bron van
onbegrip voor het 19de eeuwse Westerse denken.
Uit India kon niets goeds komen, bijgeloof en primitief
heidendom, anders niet.
Het lag ingewikkeld. Rechtgeaarde Spiritualisten wraakten
reïncarnatie als onverenigbaar met hun beeld van het Hiernamaals, en daarover
ging dan ook vaak de discussie. Maar Allan Kardec, de Franse hervormer, had al
in de 60er jaren van de 19de eeuw reïncarnatie als pijler aangenomen, en het
Kardec Spiritisme, nu wijdverbreid vooral in Brazilië, kan niet zonder. Zo werd
ook binnen de eigen Spiritualistische gelederen reïncarnatie een strijdpunt, al
gingen hier in Nederland Spiritualisten en Spiritisten meestal eendrachtig met
elkaar om, tot in de 20ste eeuw.
Tegenwoordig zijn de meeste Spiritualisten, met name in
Engeland en de USA, niet vatbaar voor het idee van reïncarnatie, terwijl het in Nederland
meestal zonder frictie wordt aangenomen.
Intussen is de dialoog tussen Spiritualisme en Theosofie in
Nederland, en waarschijnlijk ook in andere landen totaal tot stand gekomen en
hebben beide groepen last van wederzijdse vooroordelen. Jammer jammer.
Ook Spiritisten en Spiritualisten zijn hun eigen weg gegaan
en hebben geen boodschap meer aan elkaar.
Hierboven een stuk uit LIGHT over een lezing van Colonel
H.S. Olcott, ► President van de Theosophical
Society, die hij in 1889 in Dublin hield. Onderwerp: Hebben wij hiervóór geleefd? Een lezing die hij vermoedelijk al
veel vaker had gegeven.
Olcott was een indrukwekkende man, niet alleen vanwege zijn
baard maar ook omdat hij een natuurlijk overwicht en charisma bezat en vanuit
een diepe overtuiging sprak. Hij wist de zaal dan ook te bespelen, en men
applaudisseerde, zegt het stuk. Na zijn uitleg van de Theosofie bracht zijn
bespreking van reïncarnatie de gemoederen op temperatuur, en hoewel er tijdens
de lezing geen onvertogen woorden vielen was dat bij de vragen wel anders.
"Het valt te
betreuren", eindigt het stuk, "dat
toen men aan het einde van de bijeenkomst werd uitgenodigd vragen te stellen, een
deel van het publiek blijk gaf van een lamentabele onwetendheid en intolerantie,
niet getemperd door ook maar een grein hoffelijkheid. De geest van kleinzieligheid leeft onder velen
die zich laten voorstaan op hun Christelijkheid - dezelfde geest die martelaren
in het verleden naar de brandstapel zond."
In dezelfde krant vinden we de rubriek 'jottings' onder
redactie van de fameuze Spiritualist William
Stainton Moses, die de 'bijbel' van het Spiritualisme schreef onder zijn
pen-name M.A.(Oxon): Spirit Teachings' .
In een aantal korte alinea's legt hij de vinger op menige
zere plek.
Een getraind verstand is zeldzaam, zegt hij, en dan is
het verstand vaak zo getraind dat het een scheermes inzet om een blok hout te klieven.
Dan gaat hij over naar de SPR, de Society for Psychical Research: "Dat is precies waar de SPR heeft
gefaald - want gefaald heeft ze. Superfijn, pietepeuterig, hyper-kritisch is ze
geweest, en in haar zoektocht naar de waarheid is die waarheid haar ontglipt."
Voor alle duidelijkheid: de SPR werd in 1882 door wetenschappers opgericht om
het Spiritualistische kaf van het koren te scheiden. Een broodnodige opdracht,
want bedrog tierde welig. Maar zoals bijna onvermijdelijk gebeurde: bedrog werd
ook gezien waar het niet was. Hoewel integere mensen de
SPR hadden opgericht, waren sommige onderzoekers niet zonder vooroordeel. Zij
zouden te vergelijken zijn met James Randi en zijn soortgenoten van
tegenwoordig. Mediums werden aan mensonterende 'controles' onderworpen, en het
was niet ongewoon om pijnlijke 'proeven' uit te voeren om te zien of iemand wel
echt in trance was. Mediums waren eerder proefdieren dan personen, alles in het
belang van 'objectieve wetenschapsbeoefening'.
Dat zette veel kwaad bloed en heeft bij Spiritualisten de
reputatie van de SPR geen goed gedaan, en daardoor ook het doel waarvoor de vereniging
was opgericht eerder belemmerd dan bevorderd. Toch is er ook heel veel goeds uit voortgekomen, want het maakte Spiritualisten zelf ook kritischer over de aard van de verschijnselen, en de kwaliteit van mediums.
Moses gaat daarna in op Colonel
Olcott, of liever, op de grijsharige en bebaarde man uit het publiek die "'zichzelf
ergens van moest ontlasten, iets wat hij kwijt moest om zich beter te voelen",
en op de Freeman's Journal en de Irish Times en andere kranten die
domme commentaren plaatsten, "niet dommer dan anders, maar totaal waardeloos voor de
informatieverstrekking van de lezers". En dan zegt hij: "Wanneer zal
het eens een schande zijn voor een man om een penny per regel te verdienen met
het verkeerd informeren van het publiek over onderwerpen waar hij absoluut
niets van afweet!"
Als we nu een beschouwing zouden wijden aan hoe de media in
onze eeuw omgaan met paranormale zaken, dan zou dezelfde verzuchting gelden. Er
is in sommige opzichten niets, totaal niets veranderd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten