zaterdag 2 maart 2013

DE STRIJDERS, HET PUBLIEK, DE MEDIA


Uit: LIGHT 26 okt 1889
 

LIGHT is een geweldig blad. Het liefst zou ik alles printen maar dat is geen doen, dus beperk ik me tot wat uittreksels en PrintScreens. 
 
Het was in de Spiritualistische bladen zowel als in de Theosofische tot een eind in de 20ste eeuw een goed gebruik om elkaars hoogtepunten te vermelden, en met elkaar de degens te kruisen. Natuurlijk zijn er veel verschilpunten, anders waren er geen twee verenigingen maar een. En natuurlijk vonden sommigen genoegdoening in het aanvallen van de ander. Maar de ruimdenkender aanhangers van beide kampen hadden waardering voor elkaar, niet in het minst omdat beiden wisten onder vuur te liggen, en het probleem kenden van je overtuiging goed over het voetlicht te brengen in een vaak vijandige wereld.
Beide partijen hadden te maken met het behoudende Christendom dat onchristelijke haatcampagnes niet schuwde. Dan was er de journalistiek, die alleen kon ridiculiseren en uit de nek kletsen over onderwerpen waar ze niets van wisten, maar daarmee wel de publieke opinie op z'n hand kreeg. Is er in dit opzicht ook maar iets veranderd?
Over wetenschappers, de derde speler in het anti-spel , hoeven we het niet eens te hebben.

Reïncarnatie was voor de Theosofen een belangrijke pijler, maar ook een die ze kwetsbaar maakte, want een doctrine die onbewijsbaar is kan alleen met filosofische argumenten worden gestaafd, en die zijn zelden erg sterk. Een beroep doen op de 'logica' van meerdere levens was zinloos, omdat logica voor Christenen en ook voor Spiritualisten iets anders betekende.

Bovendien was de gehechtheid van de Theosofische beweging aan Oosterse filosofie, de bron van het geloof in reïncarnatie, ook een bron van onbegrip voor het 19de eeuwse Westerse denken.
Uit India kon niets goeds komen, bijgeloof en primitief heidendom, anders niet.

Vermoedelijk hebben de Theosofische pleitbezorgers van reïncarnatie ook wel eens geleden onder hun gebrek aan concreet bewijs. Wat jammer dat Ian Stevenson toen nog geboren moest worden. En wat jammer dat ze zelf in India geen onderzoek hebben gedaan naar concrete herinneringen van kinderen aan vorige levens die er toen toch zeker ook geweest moeten zijn! 

Het lag ingewikkeld. Rechtgeaarde Spiritualisten wraakten reïncarnatie als onverenigbaar met hun beeld van het Hiernamaals, en daarover ging dan ook vaak de discussie. Maar Allan Kardec, de Franse hervormer, had al in de 60er jaren van de 19de eeuw reïncarnatie als pijler aangenomen, en het Kardec Spiritisme, nu wijdverbreid vooral in Brazilië, kan niet zonder. Zo werd ook binnen de eigen Spiritualistische gelederen reïncarnatie een strijdpunt, al gingen hier in Nederland Spiritualisten en Spiritisten meestal eendrachtig met elkaar om, tot in de 20ste eeuw.
Tegenwoordig zijn de meeste Spiritualisten, met name in Engeland en de USA, niet vatbaar voor het idee van reïncarnatie, terwijl het in Nederland meestal zonder frictie wordt aangenomen.

Intussen is de dialoog tussen Spiritualisme en Theosofie in Nederland, en waarschijnlijk ook in andere landen totaal tot stand gekomen en hebben beide groepen last van wederzijdse vooroordelen. Jammer jammer.
Ook Spiritisten en Spiritualisten zijn hun eigen weg gegaan en hebben geen boodschap meer aan elkaar.

Hierboven een stuk uit LIGHT over een lezing van Colonel H.S. Olcott, ► President van de Theosophical Society, die hij in 1889 in Dublin hield. Onderwerp: Hebben wij hiervóór geleefd? Een lezing die hij vermoedelijk al veel vaker had gegeven.
Olcott was een indrukwekkende man, niet alleen vanwege zijn baard maar ook omdat hij een natuurlijk overwicht en charisma bezat en vanuit een diepe overtuiging sprak. Hij wist de zaal dan ook te bespelen, en men applaudisseerde, zegt het stuk. Na zijn uitleg van de Theosofie bracht zijn bespreking van reïncarnatie de gemoederen op temperatuur, en hoewel er tijdens de lezing geen onvertogen woorden vielen was dat bij de vragen wel anders.

"Het valt te betreuren", eindigt het stuk, "dat toen men aan het einde van de bijeenkomst werd uitgenodigd vragen te stellen, een deel van het publiek blijk gaf van een lamentabele onwetendheid en intolerantie, niet getemperd door ook maar een grein hoffelijkheid.  De geest van kleinzieligheid leeft onder velen die zich laten voorstaan op hun Christelijkheid - dezelfde geest die martelaren in het verleden naar de brandstapel zond." 
In dezelfde krant vinden we de rubriek 'jottings' onder redactie van de fameuze Spiritualist William Stainton Moses, die de 'bijbel' van het Spiritualisme schreef onder zijn pen-name M.A.(Oxon): Spirit Teachings' .
In een aantal korte alinea's legt hij de vinger op menige zere plek.

In de eerste plaats vindt hij dat de bekeringsdwang van de Theosofen niets uithaalt, en dat 'het laten spreken van de feiten' zoals in het Spiritualisme, meer zoden aan de dijk zet. Het blijft een kwestie van opinie, zegt hij, en dat sommige 'ill-advised people' anderen naar de verdoemenis sturen, wijst erop dat ze "hun opinie van wat een opinie is moeten aanscherpen". 

Een getraind verstand is zeldzaam, zegt hij, en dan is het verstand vaak zo getraind dat het een scheermes inzet om een blok hout te klieven.
Dan gaat hij over naar de SPR, de Society for Psychical Research: "Dat is precies waar de SPR heeft gefaald - want gefaald heeft ze. Superfijn, pietepeuterig, hyper-kritisch is ze geweest, en in haar zoektocht naar de waarheid is die waarheid haar ontglipt." 

Voor alle duidelijkheid: de SPR werd in 1882 door wetenschappers opgericht om het Spiritualistische kaf van het koren te scheiden. Een broodnodige opdracht, want bedrog tierde welig. Maar zoals bijna onvermijdelijk gebeurde: bedrog werd ook gezien waar het niet was. Hoewel integere mensen de SPR hadden opgericht, waren sommige onderzoekers niet zonder vooroordeel. Zij zouden te vergelijken zijn met James Randi en zijn soortgenoten van tegenwoordig. Mediums werden aan mensonterende 'controles' onderworpen, en het was niet ongewoon om pijnlijke 'proeven' uit te voeren om te zien of iemand wel echt in trance was. Mediums waren eerder proefdieren dan personen, alles in het belang van 'objectieve wetenschapsbeoefening'.
Dat zette veel kwaad bloed en heeft bij Spiritualisten de reputatie van de SPR geen goed gedaan, en daardoor ook het doel waarvoor de vereniging was opgericht eerder belemmerd dan bevorderd. Toch is er ook heel veel goeds uit voortgekomen, want het maakte Spiritualisten zelf ook kritischer over de aard van de verschijnselen, en de kwaliteit van mediums. 

Moses gaat daarna in op Colonel Olcott, of liever, op de grijsharige en bebaarde man uit het publiek die "'zichzelf ergens van moest ontlasten, iets wat hij kwijt moest om zich beter te voelen", en op de Freeman's Journal en de Irish Times en andere kranten die domme commentaren plaatsten, "niet dommer dan anders, maar totaal waardeloos voor de informatieverstrekking van de lezers". En dan zegt hij: "Wanneer zal het eens een schande zijn voor een man om een penny per regel te verdienen met het verkeerd informeren van het publiek over onderwerpen waar hij absoluut niets van afweet!"

Als we nu een beschouwing zouden wijden aan hoe de media in onze eeuw omgaan met paranormale zaken, dan zou dezelfde verzuchting gelden. Er is in sommige opzichten niets, totaal niets veranderd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten