zaterdag 2 maart 2013

DIEP, DIEPER - EN MEER


Uit: LIGHT, 25 May 1889

 
Het is altijd weer prachtig om met de ogen van nu te kijken naar de wetenschappelijke openbaringen van de 19de eeuw. In Light van mei 1889 vind ik een stuk over het heelal. Een Mr Isaac Roberts heeft in een wetenschappelijk instituut foto's geëxposeerd van 'sommige delen van de hemelen'.

De journalist van de Daily Telegraph, waaruit het bericht afkomstig is, verbaast zich met de redactie van Light over hoe 'ongelofelijk weinig het blote oog ons van de wonderen van het firmament onthult.' "Mr Roberts fotografeerde een klein stuk van de constellatie van de Zwaan - een stukje waar op een beroemde sterrenkaart van Friedrich Wilhelm August Argelander (1799 –1875) met de telescoop maar 170 sterren te zien waren, maar op de foto worden in datzelfde gebied 16.200 lichtpunten gezien. Dit toepassend op de hele hemelkoepel betekent dat we inplaats van 350.000 sterrenwerelden waarvan de astronomen van de laatste generatie wisten, we nu niet minder dan 160.000.000 werelden hebben, met de bijna perfecte zekerheid dat dat aantal nog eens verdubbeld zal worden met het gebruik van instrumenten met een hoger vermogen."

Dan gaat het stuk verder met te vermelden dat er ook foto's te zien waren van de nevel van Orion, van de Pleiaden, de Andromeda nevel, waarvan niemand zich nog een voorstelling van hun ware aard heeft kunnen maken, totdat ze nu 'bij hun eigen licht' gefotografeerd zijn.  

Astronomie is een van mijn passies en ik probeer me in te denken wat een wonderbare openbaring  het geweest moet zijn: een heelal dat meer sterren blijkt te bevatten dan de niet erg krachtige telescopen van die tijd tot dan konden onthullen. Het maakt de astronomen van die tijd alleen maar bewonderenswaardiger.
Onontkoombaar denken we aan de Hubble Space Telescope, die ons de laatste decennia zo ongelofelijk veel meer heeft laten ontdekken dan iemand ooit voor mogelijk had gehouden. Hadden de astronomen uit de 19de eeuw geweten wat er nog te ontdekken viel!


Het artikel gaat verder ► met te overwegen dat het veel wetenschappers heeft ontbroken aan wetenschappelijke verbeeldingskracht: "als kaartenmakers die nooit reizen, scheepsbouwers die nooit de zee opgaan, weten ze niet hoe ze de wonderen van hun eigen ontdekkingen moeten interpreteren. Het is dwaas om ze te horen redetwisten dat er geen leven op de Maan kan zijn, of de problemen die wezens op Uranus zouden ondervinden van de zwaartekracht of de atmosfeer van Jupiter, die, als hij bestaat, 50x dichter zou zijn dan platina, of hoe Saturnus en Uranus ('Herschel', de ontdekker van Uranus, is een tijd de naam van de planeet geweest) van een stof moeten zijn als gelei of een bladderende puimsteen, en daarom onbewoonbaar voor serieuze en solide mensen. Veel waarschijnlijker moet het worden geacht dat waar er zoveel verschillende en gevarieerde plaatsen zijn, de onzichtbare maar werkelijke vormen van leven even universeel moeten zijn. Om te denken dat leven beperkt is tot deze ene kleine stip in een hoek van het Universum, en dat de miljoenen werelden rond ons heen steriel, verstild en uitgestorven zouden zijn is alsof wilden van een atol in de Stille Zuidzee een wereldkaart zouden bezitten waarop ze alles behalve hun eigen stukje koraalrots zouden merken met 'onbewoonbaar' ".

 Zegt LIGHT, in termen die modern aandoen, en net zo goed nu geschreven hadden kunnen zijn: "voor de Spiritualist is het ondenkbaar dat deze miljoenen bollen geen leven in de een of andere vorm zouden bevatten. Leven is niet noodzakelijkerwijs van de typen waarmee wij vertrouwd zijn op deze wereld.
Dat vast te stellen maakt dat we ons kunnen verwonderen hoe het tegendeel ooit kon worden geaccepteerd. Maar één man (hij zegt niet wie) in het bijzonder beschouwde deze wereld als het enige theater van onsterfelijk leven, omdat het het toneel was van het leven en de kruisiging van Jezus, de 'Lord of Life'. " 

Dan haalt LIGHT een ander artikel aan, uit de Spiritual Telegraph, waarvan hier het fragment dat ik vertaal::

 "Het moment waarop we deze mogelijkheid toegeven en ons leven voorstellen als aanwezig en zich standvastig ontwikkelend op enkele, of de meesten, of zelfs op al deze sterren, zonnen, planeten en asteroïden, moeten we onze theorieën over de schepping, onze theologieën, onze moraal, onze schatting van het begin, plichten en bestemming van de mens en van al het geschapene tot in het oneindige uitbreiden.

Net als een fotografische sterrenkaart de woorden van (de filosoof) Kant onderstreept en benadrukt, zo voegt de vermenigvuldiging van het zichtbare universum buitengewone betekenis toe aan deze nu nog hogergestemde woorden, "in Mijn Vaders huis zijn vele woningen; als dat niet zo was zou ik het je verteld hebben."
We weten al uit de wetten van de fysica dat ieder lid van al die sterrenstelsels alle andere leden ver en dichtbij beïnvloedt, en op zijn beurt beïnvloed wordt. Is zwaartekracht universeel, en zouden er niet hogere en fijnere links en onderling spel bestaan? Kan het niet redelijkerwijs worden aangenomen dat wat we tot nu toe kunnen waarnemen van de opkomst en glorie en de grenzeloosheid van het leven even veel en even weinig is als de oorsprong, de aard en de onbeperktheid van deze 'woningen'?
De grenzen van onze waarneming zijn ruim genoeg voor geloof, maar niet voor zekerheid; hoe vreemd is welbeschouwd het mensenras, en in het bijzonder dat van de astronomische mens, die op het woord van de cameralens aanneemt dat er aan de hemel driehonderdmiljoen meer zonnen zijn dan waar hij van wist, maar niet het woord van het niet te onderdrukken instinct van zijn ziel gelooft dat er over de dood heen evenveel vormen van een nieuw bestaan zijn - en meer! "  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten