dinsdag 19 februari 2013

DE VROUW MET HET ZWARTE HOEDJE


Uit de SPIRITUAL MAGAZINE van 5 mei 1861

 

Spookverhalen zijn, in meerdere opzichten, fantastisch.
Maar het nevenstaande verhaal is uitzonderlijk, vanwege de rationale benadering die het bijzonder komisch maakt.
Waar wij gewend zijn aan gillende keukenmeiden of presentatrices van 'ghosthunter series' is de koele benadering van onderhavige predikant een verademing. 
Hier het verhaal:
 
Nadat de schrijver, een man die zich 'Catholicus' noemt, heeft bezworen dat het volgende bericht uit betrouwbare bron afkomstig is, schrijft hij aan de redactie 'zoveel mogelijk woordelijk' wat hem is verteld door de Vicar van D. die het meemaakte.  

"Ik wandelde op een zondag langs het kanaal, en haalde vier vrouwen in; drie van hen sloegen voor mij af en daalden af naar de waterkant.

Een paar dronken mannen kwamen kort daarop naar hen toe, en ze renden weg.
De vierde vrouw was een vreemd uitziend creatuur, in een koolzwart hoedje waar op de top een grote deuk in zat.
Ze droeg een grijze jas en zag er bleek en mager uit. Ik kende haar niet, en keek achterom om haar gezicht te zien. Dat was lang en smal, met een lange, dunne Griekse neus.
Ik voelde me verplicht om de uitgemergelde vrouw aan te spreken, omdat ze zich in mijn parochie bevond en ik haar niet kende.
Daarom draaide ik me nogmaals om en toen ik m'n hand op haar schouder legde ging die dwars door haar heen.
Onmiddellijk dacht ik dat er met mij iets niet in orde was, en ik zei tegen mezelf: 'dit wil niet lukken, er moet iets aan de hand zijn vandaag.'
Op m'n hoede voor zelfbedrog besloot ik door haar heen te lopen; en ik bezweer je dat ik mijn hoofd terugtrok toen het in contact kwam met haar zwarte hoedje, maar toch liep ik dwars door haar heen, en ik voelde niets.
Een vriend vroeg mij later waarom ik haar niet door mij heen liet lopen, maar die gedachte kwam niet in me op.
Ik lichtte mijn voet op om haar te laten struikelen, en dat zou ik hebben gedaan als ik niet bij mezelf had gedacht 'wat zullen de mensen denken als ze een Vicar zien die dat magere oude mens laat vallen'. Dus ging ik naar huis zo snel als ik kon en liet haar waar ze was.
Ik schreef een verslag aan mijn vriend T.- , en hij noemde het een dagdroom. Maar het was niet méér een dagdroom dan mijn conversatie met 'L' is (de schrijver)."

Toen vertelde de Vicar nog het volgende: "Toen ik in - .. woonde, stond ik op een avond in het trappenhuis met een kandelaar in m'n hand, toen ik de stap van een dame in een stijve zijden jurk hoorde, die de gang doorzwiepte.
Ik hield het licht omhoog om te zien wie eraan kwam, en hoewel de figuur langs me heen liep en de kaarsvlam flikkerde, zag ik niets. Ik volgde haar de trap op, maar zag nog steeds niets. Een tijd later  zei mijn zoon James dat hij hetzelfde had gehoord, hoewel ik hem niets verteld had, noch iemand anders. Later kwam ik te weten dat het huis bekend stond als een huis waar het spookte, vanwege de J--s die er vroeger woonden."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten